Ank Bijleveld-Schouten 2021

Minister van Defensie
Ank Bijleveld-Schouten 2021

Toespraak door mevrouw Ank Bijleveld-Schouten, Minister van Defensie, ter gelegenheid van de 34e Herdenking op 4 september 2021

Excellenties,
Veteranen en nabestaanden,
Dames en heren, jongens en meisjes,
Kijkers thuis,

“Java, wij zullen je niet licht vergeten.
Want je hebt ons alle menselijke emotie doen ondergaan: Liefde en haat, spanning en gevaar, verdriet en eenzaamheid, vriendschap en vreugde, verwondering en bewondering en in de toekomst wellicht verlangen je eens weer te zien.”

Dit zijn woorden van Indië-veteraan Bram van den Berg.

Soldaat van het 411 bataljon infanterie, eerste compagnie, tweede peloton.

In oktober 1948, 19 lentes jong, ging hij aan boord van het SS Zuiderkruis.

Het was in Rotterdam een drukte van jewelste.

Mensen stormden als wilden de kade op om onze jongens een afscheidsgroet te brengen. Met een lach en een traan, een omhelzing en een kus.

Vele plezierboten deden hen uitgeleide, tot aan Hoek van Holland, waarna vrij snel niets meer van ons land overbleef dan een vale kuststreep.

Zij gingen weg als redders. Beschermers van het vaderland, die rust en orde zouden brengen in de chaos in de Oost die was ontstaan na de Japanse bezetting.

Onze Indië-veteranen gingen doen wat Nederland van hen verwachtte: opstaan voor een ander en beschermen wat ons dierbaar is.
Jong en de meesten dienstplichtig, verlieten zij huis en haard om naar een plek te gaan waar zij zich vooraf geen enkele voorstelling van konden maken.

Sommigen hadden voor vertrek zelfs nooit hun eigen dorp of stad ook maar verlaten.

Ze hadden nauwelijks enige voorbereiding of training gehad... en kregen soms haperende wapens of tweedehands uniformen mee, zeker in de beginperiode van de strijd.

Bovendien was de oorlog in Nederland nog maar net voorbij en bij lange na niet vergeten.

Een oorlog gaat nooit uit je hoofd.

Je kunt zwijgen, het wegstoppen en meegaan met de waan van de dag, maar de ervaringen verlaten je lichaam niet.

Dat geldt ook voor de veteranen in de strijd in het voormalig Nederlands-Indië.

Wie er niet bij was, kent de beelden niet die op hun netvlies staan gebrand.

De geuren die hun neus doorboorden, de gevoelens die hen overmanden voor, tijdens en na ieder gevecht. Dag in, dag uit, vaak meer dan een jaar lang.

Voor wie die oorlog niet heeft gekend, is het moeilijk te bevatten.

Zoals velen maakte Van den Berg het thuisfront geen deelgenoot van zijn militaire ervaringen.

Sterker nog, in de brieven aan zijn ouders, broers en zussen deed hij er alles aan om hen 17.000 kilometer verderop niet nog ongeruster te maken.

Na bijna een half jaar op Java schreef hij:
“Lieve pa en moe, laat ik eerst maar vertellen dat ik het gelukkig nog goed maak, dan zijn jullie ook weer gerustgesteld.”

En na een jaar:

“Met mij is alles dik in orde. Het is hier best uit te houden.”

Maar in zijn dagboek schreef hij wat hij werkelijk moest doorstaan.

Iedere patrouille op scherp. Al duurde het wachtlopen soms wel 24 uur, onafgebroken op slechts 1 kommetje lammetjespap en 4 droge biscuits uit het noodrantsoen.

De hinderlagen. Scherpschutters op onzichtbare plekken en in bomen. Het ratelen van de eigen brens. Kameraden die gewond raken door aanvliegende kogels of ongevallen in het onherbergzame landschap. Het verlies van strijdmakkers.

Het 411 bataljon infanterie waar Van den Berg deel van uitmaakte, verloor 22 mannen.

In de gehele gewapende strijd in het voormalig Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea tussen 1945 en 1962 brachten meer dan 6.200 militairen het hoogste offer.

Vandaag zijn we samen om hen te herdenken. Hier, en gelukkig ook in uw huiskamers via de livestream.

Zij lieten het leven in dienst van het Koninkrijk.

Uw vaders. Grootvaders en overgrootvaders. Uw dierbaren.

Kameraden, waarmee u schouder aan schouder de strijd aanging.

Opdat wij hen nooit vergeten.

Militairen op missie sturen is altijd een politieke keuze.

En hoe helder de opdracht van de regering ook is, militairen staan ter plaatse altijd voor moeilijke keuzes. Zeker als het gaat om de inzet van geweld.

De Indië-veteranen deden wat van hen werd verlangd. Zij werden gestuurd door ons land, en dienden ons land.

Iedere veteraan kent de emoties van het weggaan, en de blijde spanning in de ogenblikken vlak voor je thuis weer voet aan land zet. Het na lange tijd weer in je armen sluiten van je dierbaren en de erkenning van je bijdrage aan vrede en veiligheid.

Maar toen deze jongelingen terugkeerden op Hollandse bodem, wachtte hen niet altijd een warm onthaal.

Naast begroetingen en weerzien was er ook onverschilligheid, of volgden er kwetsende woorden en beledigingen.

Wat een contrast met de dag van vertrek.

De dankbaarheid maakte bij velen plaats voor ongenoegen over het optreden in een verloren oorlog en een gebrek aan steun.

In plaats daarvan overheerste bij veteranen het gevoel dat zij voor de leeuwen werden gegooid. Wederom.

De verhalen en herinneringen werden gedeeld met wapenbroeders, maar niet met de omgeving. Zij wilden niet luisteren. Dus men zweeg.

Ook het dagboek van Van den Berg lag ruim 40 jaar onaangeroerd in de kast.

Pas toen zijn moeder overleed en hij zijn eigen handgeschreven brieven terugvond, keerde hij in gedachten terug naar zijn militaire diensttijd in het voormalig Nederlands-Indië. In de jaren ’90 maakte hij fragmenten uit de brieven en zijn dagboek openbaar.

En twee jaar geleden maakten we kennis met enkele veteranen via de indrukwekkende documentaire ‘Onze Jongens op Java’ van Coen Verbraak. Sommigen verbraken het stilzwijgen pas voor Coens camera.
Na ruim 70 jaar.

Het is zo ontzettend waardevol dat deze verhalen worden gedeeld. Dat mensen kennis kunnen nemen van de extreme omstandigheden van toen, bezien in het licht van die tijd.

Met de huidige tijdsgeest kunnen we op meer afstand terugkijken.
Zonder de context van toen uit het oog te verliezen.
Zonder meteen te oordelen of een eenzijdig stempel te drukken op onze veteranen.

Want zij besloten niet zelf om te gaan. Zij kregen de opdracht daartoe.

Daarom begrijp ik de onrust rondom eerdere en aanstaande publicaties over het onderzoeksprogramma ‘onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950’ ook erg goed. Hoe belangrijk dat onderzoek ook is om het volledige verhaal te vertellen. Niet alleen het optreden van de militairen, maar ook de besluitvorming en aansturing vanuit de politiek en lokale bestuur.

Want het brengt de kille thuiskomst weer in herinnering. De verwijten aan het adres van onze jongens, die er het beste van maakten. Die in een tijdsbestek van enkele maanden alle emoties doorleefden. Die terugkwamen met een rugzak voor het leven en daarna zelf opnieuw moesten beginnen in het naoorlogse Nederland. Op grote achterstand.

Het collectieve gebrek aan belangstelling na terugkeer hadden onze Indiëveteranen niet verdiend. En ook negatieve en onvolledige beeldvorming over latere missies daalt op veteranen neer. Zij worden hier vaak persoonlijk door geraakt. Hun levens worden beïnvloed door een samenleving die een genuanceerd oog mist voor de zeer moeilijke omstandigheden waarin zij hun werk moeten doen. En ook het goede werk dat is gedaan wordt soms gemist of niet gezien.

Veteranen staan er voor ons land, en wij moeten er staan voor hen. Zij hebben daarom mijn grootste waardering en respect.

Maar juist voor oorlogen geldt: ieder verhaal doet ertoe. Ook voor de acties in het voormalig Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea. Het verhaal van iedere betrokkene, van alle kanten. De voortgang, en de fouten.

En daarom is het verrichten van onderzoek wel degelijk van belang. Juist om deze ervaringen in de context te kunnen plaatsen en te duiden. Ook de pijnlijke ervaringen en de lelijke kanten van de oorlog.

Zoals Van den Berg het zo mooi verwoordde: de liefde én de haat. Het verdriet én de vreugde. De ervaringen van veteranen, van Indonesische strijders, van de bevolking en van alle opvolgende generaties.

Van den Berg overleed vorig jaar, op 91-jarige leeftijd. Ook deze herdenking heeft hij bezocht, net als vele reünies en ontmoetingen door de jaren heen. Zijn persoonlijke verhaal zal in zijn dagboek blijven voortleven.

Ik citeer ter afsluiting uit zijn naschrift:

“Zoveel jaren na dato denk ik over sommige aspecten genuanceerder, omdat ik achteraf kennis heb kunnen nemen van de achtergronden van het Indonesische vraagstuk. Mijn belangstelling voor Indonesië is gebleven. Nog dikwijls denk ik aan het mooie Java en zijn vriendelijke bevolking met zijn grote beschaving.”

Hieruit spreekt reflectie. Liefde. En oprechte interesse.

Het verhaal van Van den Berg is er één van velen. Ieder was op zijn eigen manier betrokken, en heeft het verleden in voormalig Nederlands-Indië op een eigen manier beleefd.

Al die verhalen verdienen aandacht.
Want zo kunnen we samen de geschiedenis een plek geven.
Door begrip op te brengen voor de moeilijke omstandigheden van toen en met eerbied te kijken naar elkaars inzet en standpunten.
In ons hoofd, en in ons hart.

Dank u wel.