![]() |
||||||
![]() |
||||||
Het Begin |
||||||
Een
burgerinitiatief Het
herdenkingscomplex in Roermond kwam tot stand in een periode waarin
allerhande al of niet professionele historici het grote offer dat in
dienst van het vaderland is gebracht door het slijk haalden met verhalen
over een vuile koloniale oorlog, de onderdrukking van vrijheidshelden en
gepleegde oorlogsmisdaden. "Met nul-komma-nul historisch besef” wees de
Roermondse journalist Pierre Huyskens deze geschiedschrijvers en
journalisten terecht tijdens de Nationale Dodenherdenking op 7 september
1994. Directe aanleiding tot dit initiatief was de geringe aandacht die de gesneuvelde Indië/Nieuw-Guinea-slachtoffers doorgaans kregen bij allerlei herdenkingen op 4 mei van elk jaar. "Daar moeten we wat aan doen”, zei, toen naar goed Limburgs gebruik bij een glas bier over de 4 mei-herdenking in 1986 in Roermond werd nagepraat, Hans Cremers uit Swalmen. Afgesproken werd met een aantal personen een werkgroep te vormen om te bezien hoe en waar die losweg op tafel gelegde gedachte gestalte zou kunnen krijgen. In de Roermondse Ernst Casimir-kazerne kreeg de werkgroep gastvrij onderdak. Na zes of zeven keer beraadslaagd te hebben waren de plannen zover rondgebreid dat een definitief besluit tot verwezenlijking van een nationaal herdenkingspunt voor de gesneuvelden van de vroegere Indië-krijgsmacht werd genomen. Met nadruk werd besloten ook de gevallen KNIL-militairen erbij te betrekken en te blijven spreken over 'militairen van het Koninkrijk'. Er is overwogen om in het complex ook een apart herdenkingssymbool als 'het graf van de onbekende soldaat' te integreren. Dat idee is verlaten omdat er onder de tussen 1945 en 1962 overzee gesneuvelde militairen geen onbekenden waren. Van alle omgekomen militairen is vanuit de onderdeels-administatie en vooral door de voor en tijdens de tweede wereldoorlog overal in gebruik gekomen herkenningsplaatjes de identiteit kunnen worden vastgesteld. Waarbij moet worden aangetekend dat de registratie van de omgekomen militairen toch grote hiaten is blijven vertonen. Duizenden malen is al de vraag opgeworpen hoe het herdenkingsmonument in Roermond is terechtgekomen en niet midden in Nederland een plaats heeft gekregen. Het antwoord daarop is even eenvoudig als voor de hand liggend. In Roermond werd het initiatief genomen en door een werkgroep verder ontwikkeld. Daar kreeg de werkgroep al gauw de beschikking over de onbetwistbaar fraaie locatie in het stadspark Hattem. Twee kunstenaars waren bereid om het ontwerp te maken en de verdere totstandkoming kunstzinnig te begeleiden. Zuid-Nederland had recht op dit monument om dat vanuit dit deel van het land al voor het einde van wereldoorlog-2 in mei 1945 de eerste troepen op weg gingen -weliswaar via Groot Brittannië en Malakka - naar de vroegere, toen nog door Japan bezette Nederlandse kolonie. 'En' - zo redeneerde ook de sectie Militaire geschiedenis van de Koninklijke Landmacht in Den Haag - 'niet alle grote herdenkingsplaatsen hoeven op een kluitje in het midden van het land te worden verwezenlijkt. De werkgroep vond in
de persoon van de oud-voorzitter van de Federatieve Raad van het Verzet
Nederland Wim Tensen in Heemstede een spontaan en kundig adviseur. Hij
bereikte dat een aantal prominente (oud)-officieren en vooraanstaande
civiele personen uit heel Nederland een Comité van Aanbeveling vormden
om het nationale karakter van het in Roermond op te richten monument te
verstevigen. Nadrukkelijk is er vanuit gegaan dat het geen 'oorlogs’-monument mocht worden. Geen schietende soldaten en geen kanonnen als symbolen van de grote offers die zijn gebracht. De eerste fase bestond uit een glanzend stalen obelisk met bovenin een bronzen schijf als symbool van de tropenzon waaraan een gestileerde kroonduif kleeft als symbool voor Nieuw-Guinea. Aan twee bij-zuiltjes zitten grote bronzen karbauwkoppen die de energie in de Indische archipel symboliseren. De koppen spuiten water in een bokaal dat vandaar via een hardstenen goot in een trappenstelsel wegvloeit. Water, goot en trappenstelsel zijn de symbolen van de sawah en de kali en dus van de vruchtbaarheid van de vroegere rijksdelen overzee. Naast de obelisk staat een stalen paneel waarop onder admiraal Nelsons spreuk 'Palmam qui meruit ferat' -, ('de erepalm is voor hen die hem verdiend hebben' oftewel gewoon ‘ere wie ere toekomt’) -en de reden van de aanwezigheid van het monument in het Roermondse park staat aangegeven. "Zij gaven het grootste offer dat van een soldaat gevraagd kan worden' luidt het op dat paneel. Op 7 september 1988 heeft Z.K.H. Prins Bernhard der Nederlanden het monument onthuld. Zevenduizend veteranen met hun echtgenotes/partners en nabestaanden van de omgekomen militairen waren daarvan getuige. Besloten werd op de 7e september van elk jaar een Nationale Dodenherdenking te houden. Het aantal deelnemers aan die herdenkingen is in tegenstelling tot de prognose in 1988 van 7.000 in 1988 toegenomen tot 15.000 in 1995. Na de onthulling is het monument in Roermond voor ongeveer 30.000 individuele bezoekers per jaar een waar pelgrimsoord geworden. Bijna elk moment van iedere dag - ook s ’winters - staan veteranen stil bij het monument om hun gevallen wapenbroeders te herdenken. Teksten: Jan A.C.
De Klerk ® 1996
|
||||||
![]() |
||||||